1. Wat is de naam van dit tijdvak?
2. Verklaar de naam van dit tijdvak?
3. Welke jaartallen horen hierbij?

Weet je ook waarom dit tijdvak juist in dit jaar begon/eindigde?

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van dit tijdperk?

Wie was de baas?

 In ieder tijdperk waren er mensen met macht.

• Welke personen waren de baas?
  • Politieke macht?
  • Kerkelijke macht?
  • Economische macht?
• Over wie waren ze de baas?
• Waarom hadden ze macht? (geld-grond)
• Waarop is de macht gebaseerd? (geld-grond?)

Bestuur

Hoe werd het land bestuurd. Welke regeringsvorm was er?

Arm en rijk

Wie was er arm en wie waren er rijk?

Slavernij

Welke mensen werden onderdrukt?

Hoe werd dat gedaan?

Hoe was de rechtspraak

In ieder tijdperk werden afspraken met elkaar gemaakt. Deze afspraken moesten ook nagekomen worden. Onderzoek hoe de rechtspraak in dit tijdperk was.

Bronnen: Geschiedenis in perioden / Histoforum

• Was was de oorzaak van de oorlog?
• Wat was het doel van de oorlog?
• Welke wapens werden er gebruikt?
• Wat waren de gevolgen van de oorlog?

• Hoe keken de mensen tegen de oorlog aan?

Welke godsdienst was in dit tijdperk belangrijk.

• Welke verklaringen hadden de mensen voor natuurverschijnselen? (donder, bliksem ...)
• Hoe keken de mensen tegen het ontstaan van de aarde aan?
• Hoe vereerden ze de goden?
• Welke rituelen hadden ze?
• Welke rol speelde godsdienst in het dagelijks leven?
• Hoe dachten de mensen over leven na de dood?
• Hoeveel macht hadden de mensen?

Gebruik de richtvragen voor het onderzoeken van een godsdienst. (Zie o.a. tabblad christendom-islam)

Kunst

1. Welke kunst maakten de mensen? (schilderijen, beeldhouwwerk ...)
2. Wat kun je vertellen over de muziek
3. Wat heeft de kunst met het tijdvak te maken?
4. Welke naam heeft de kunststroming?
5. Welke bekende kunstenaars uit dit tijdvak ken je?
6. Wat wilde de kunstenaar bereiken? (in beeld brengen, protest ...)

Cultuur (Beschaving)

1. Welke taal sprak men.
2. Hoe gebruikten ze het getal (rekenen)
3. Hoe vermaakte men zich, hoe vierde men feest.
4. Hoe gaven ze onderwijs

Voeding

Wat aten de mensen in dit tijdperk?

• Welke (delen) van planten
• Welke (delen) van dieren
• Mineralen
• ............

• Hoe woonden (wonen) de mensen in dit tijdperk?
• Hoe zag de woning eruit?

Werden de huizen gemaakt van hout, steen, ijzer of ander materiaal?

Kleding en sieraden

Wat kun je vertellen over de kleding-sieraden in dit tijdperk.

Gemaakt van dierlijk materiaal

• haar (bont, wol)
• leer
• veren
• texielvezels

Gemaakt van plantaardig materiaal

• kantoen
• linnen'
• ....

• Welke plaatsen waren belangrijk?
• Welk volk leefde er?
• Waarom juist daar?

• Hoe gebruikte men het land?
• Waar verdienden ze geld mee? (beroepen

Reizen en trekken

Mensen verplaatsten van de ene plek naar de andere. Hoe werd dat in dit tijdperk gedaan.

Welke vervoersmiddelen werden gebruikt.

• Gebruik van dieren
• Gebruik van hout (boten)
• Gebruik van metalen
• Gebruik van brandstof