Canon van Nederland
 
(Advertentie)
(Advertentie)

1. Je weet dat een hanze een verbond is tussen Noord-Europese steden.

 

2. Je kunt uitleggen waar en waarom hanzesteden op een bepaalde plaats liggen.

 

3. Je kunt 5 Nederlandse en 5 Europese hanzesteden noemen en aanwijzen op de kaart.

 

4. Je kunt uitleggen hoe de hanzesteden zijn ontstaan.

 

5. Je kunt uitleggen waarom  (oorzaak) de hanze niet meer bestaat en welke steden het overgenomen hebben. 

 
6. Je kunt voorbeelden noemen welke goederen werden verhandeld.

 

7. Je leert wat een koggeschip is.

 

8. Je kent de basistopografie van Gelderland en Overijssel.

 

9. Je kunt de volgende wateren aanwijzen op de kaart: Noordzee, Oostzee, IJssel, Rijn. Je kent het verschil tussen een rivier en kanaal. Je weet wat meanderen betekent. 

 

10. Je kunt de kringloop van het water tekenen. 

Verdieping (maar zeer interessant)

1. Wat is de zijderoute.

2. Waar komt de naam vandaan?

3. Zijderoute vroeger, bestaan zijderoutes nog steeds? 

Topo Cito oefenen met de aardrijkskunde basistopografielijst voor groep 6, 7 en 8.

(Advertentie)
Antwoorden
(Advertentie)

Handelsteden in de lage landen

 

Waar: Steden aan de IJssel

 

Arnhem, Bolsward, Deventer, Doesburg, Elburg, Groningen, Harderwijk, Hasselt, Hattem, Hindeloopen, Kampen, Maasbommel, Nijmegen, Oldenzaal, Ommen, Rijssen, Roermond, Stavoren, Tiel, Venlo, Zaltbommel, Zutphen, Zwolle

 

Wanneer: 1356 - ca. 1450

 

Handelsteden in Europa

 

Duitsland: Lübeck, Keulen, Dortmund, Hamburg

België: Brugge

Polen: Danzig (Gdansk)

Bekende hanzestad in Twente

Oldenzaal

De meeste steden liggen aan het water, Oldenzaal niet.

Oldenzaal dreef handel over het land en werd in 1216 lid van de Hanze.

Deze stad had een goede ligging t.o.v. Osnabrück en Münster.

 

Aandacht voor de handelsproducten in die tijd. Invalshoek gesprekken met de kinderen: Een handelsgeest hebben.

(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)

Vanuit Europees perspectief
Tijdvak: Steden en staten (VO Middeleeuwen: meer specifiek: Late middeleeuwen)

1000 tot 1500 na Christus 

 
Vanuit wereldperspectief

Tijd van de Grote Rijken in Azië, Afrika en Amerika

 
Azië

Opkomst van het Mongoolse rijk, één van de grootste rijken ooit. 

Afrika

Malinezen

 

Amerika

Zuid-Amerika: Azteken en Inca's

 

Zijderoutes

 

Handel

Kopen en verkopen van spullen (goederen of diensten).

 

Import

Het in het land brengen (invoeren).

 

Export

Vanuit het eigen land naar het buiten brengen (uitvoeren). 

 

Economie

Studie van de manier waarop in een land wordt omgegaan met inkomsten en uitgaven. 

 

 

Economie: middelen van bestaan

 

  • Zelfvoorzienend
    Rond 1000 na Christus leefden de mensen in West-Europa van de landbouw. 
  • Veel invallen door de Vikingen en de Hunnen (Romeinse rijk) = onveiligheid


Vanaf 1000 na Christus leefden de mensen van landbouw, ambachten en handel.

  • Aanvallen van de Vikingen/Hunnen nemen af.
  • Grond werd voor landbouw (akkerbouw) geschikt gemaakt (bossen kappen) meer land .We noemen dit onginnen.
  • Land werd ingepolderd (meren droogleggen = land)
  • Ploegen werden verbeterd, ze konden dieper gleuven maken. I.p.v. ossen werden paarden gebruikt.
  • Drieslagstelsel i.p.v. tweeslagstelsel (gebruik van de grond) = meer voedsel (stuk land lag braak). Bij tweeslagstelsel werd 50% gebruikt. Drieslagstelsel was gunstiger.

 

Gevolgen

  • Sterke bevolkingsgroei (veiligheid, meer kinderen door meer voedsel = meer mensen
  • Overschotten (meer voedsel dan nodig is) voor handel
  • = ontstaan van steden

 

Welke steden waren belangrijk (knooppunten)

  • Vlaamse handelssteden vanwege het water. Brugge en Gent. 
  • Noord-Italiaanse steden (Middellandse Zee)
  • Hanzesteden (samenwerking tussen steden)

 

Bron: JORT geschiedenis Steden en Staten VO